UPDATES
DGBC brengt klimaatrisico’s gebouw en omgeving in kaart
Deze zomer overhandigde de DGBC (Dutch Green Building Council) het laatste deel van de aanpak voor het bepalen van klimaatrisico’s aan Deltacommissaris Co Verdaas. Dit ‘framework for climate adaptive buildings’ is de eerste nationale standaard voor fysieke klimaatrisico’s op gebouwniveau. ‘De markt zal gaan investeren in klimaatadaptieve gebouwen. Minder risico’s leiden immers tot goedkopere financiering’, stelt Jan Kadijk van DGBC.
Dit artikel verscheen eerder op VVplus
Klimaatverandering lijkt zich de laatste tijd versneld af te spelen. In juli 2019 mat het KNMI voor het eerst in haar bestaan temperaturen van boven de 40 °C. Het aantal hittegolven is in aantal en tijdsduur toegenomen, vaker gevolgd door wateroverlast in de herfst en de winter. Ook het aantal dagen met zware neerslag is sinds 1951 bijna verdubbeld, evenals het aantal stortbuien waarbij in een etmaal meer neerslag valt dan in een maand.
In juli 2021 leidde een combinatie van extreme neerslag met een zogenaamde koudeput (een lang aangehouden lage drukgebied) zelfs tot overstromingen in Zuid-Limburg, België en Duitsland. Dit jaar sloeg het extreme weer op veel plekken in Europa opnieuw toe, van code rood voor hoosbuien in ons land en overstromingen in Duitsland en Oostenrijk tot bosbranden en hittegolven in Zuid-Europa. Ook gebouwen hebben daar onder te lijden.
Omgevingsscore
In samenwerking met dertig partijen ontwikkelde DGBC een aanpak om de risico’s van klimaatverandering op de gebouwde omgeving inzichtelijk te maken. Het eerste deel, gepubliceerd eind 2022, bouwt voort op de blootstellingskaarten uit de klimaateffectatlas en geeft een beeld van de klimaatrisico’s die gaan spelen rond een gebouw. Die risico’s leiden in toenemende mate tot zowel fysieke schade als waardedaling. Langjarige onderzoeken in de VS hebben inmiddels al uitgewezen dat panden in overstromingsgevoelige gebieden zo’n 7 procent aan waarde verliezen. Voor Nederland zijn zulke cijfers nog niet bekend.
Anderzijds kunnen langdurige droogte en lage grondwaterstanden leiden tot verzakkingen en paalrot in de funderingen van 425.000 panden die vóór 1970 zijn gebouwd. Die schade kan volgens de Raad voor de Leefomgeving (RLi) tussen nu en 2035 tot maar liefst 54 miljard euro oplopen, als overheden, marktpartijen en eigenaren geen preventieve maatregelen nemen (zowel fysieke schade als aanzienlijke waardedaling van het gebouw).
De cruciale vraag is wat deze klimaatrisico’s voor verschillende partijen in de gebouwde omgeving betekenen. ‘De EU heeft recent nieuwe wetgeving aangenomen, zoals de SFDR (sustainable finance disclosure regulation) en de CSRD (corporate sustainable reporting directive) om bedrijven en organisaties te verplichten transparanter te zijn over hun invloed op zowel de planeet als de samenleving’, zo valt in de eerste studie te lezen. Hoewel bedrijven steeds meer doordrongen raken van de noodzaak om transitierisico’s in kaart te brengen, rapporteren ze in de praktijk niet of nauwelijks over de kosten van fysieke risico’s voor de gebouwde omgeving of onderschatten deze. Daar komt nog bij dat commerciële aanbieders van klimaatanalyses uiteenlopende standaarden, modellen en datasets hanteren, waar ze niet altijd transparant over zijn. De uitkomst van hun analyse leidt dan tot een moeilijk te begrijpen ‘black box’; een punt van zorg bij niet alleen wetenschappers, maar ook bij financiële instellingen.
Jan Kadijk, manager Kennis & Innovatie bij DGBC: ‘Als het gaat om de risico’s van wateroverlast gebruiken gemeenten vaak nauwkeurige, maar verschillende modellen. Probleem is dat die modellen niet met elkaar communiceren. Op de grens van de ene met de andere gemeente verdwijnt dan water in het een of andere model. DGBC heeft daarom voor een standaard-aanpak gekozen voor landelijk dekkende databronnen uit de klimaateffectatlas die periodiek wordt bijgewerkt, recentelijk nog in 2023. Die zijn voor iedereen gratis toegankelijk. Hoewel die data iets grover zijn dan de gemeentelijke modellen, hebben ze wel als voordeel dat een vastgoedeigenaar of woningcorporatie de uitkomsten voor zijn portfolio in de ene met de andere plaats kan vergelijken.’
Samenwerking
Om de omgevingsrisico’s van meer klimaatverandering tegen te gaan, is samenwerking volgens de DGBC noodzakelijk. Vastgoedbeheerders, woningcorporaties, financiële instellingen en overheden zijn al sinds jaar en dag met risicomanagement voor de gebouwde omgeving bezig. Dat is voor hen niets nieuws. Ze passen de te nemen stappen – als beoordeling, mitigatie, evaluatie, identificatie en adaptatie – vooralsnog echter beperkt toe op de effecten van klimaatverandering op de woningvoorraad, terwijl de risico’s, jaar na jaar, steeds groter worden.
‘Als er vandaag een stortbui op je pand valt met de kans van eens in de honderd jaar, betekent dat niet dat de kans daarop de komende 99 jaar nul is’, zegt Kadijk. ‘Elke dag zorgt voor precies dezelfde ruimtelijke loterij, maar de kans op een rode bal neemt door voortgaande klimaatverandering wel gestaag toe. Kansen zullen we beter moeten leren begrijpen, net als blootstellingen aan extremer weer en dito kwetsbaarheden.’
‘Wateroverlast en hittestress kun je het beste via samenwerking aanpakken. Dat is vaak verstandiger, efficiënter en goedkoper. Eén partij kan bijvoorbeeld wel een groendak aanleggen en aan waterretentie doen, maar bij een hoosbui van 10 cm binnen twee uur is dat volstrekt onvoldoende om op de begane grond verschil te maken: je krijgt dan alsnog het water van de buren.’ Volgens de DGBC is het aan te bevelen om gezamenlijk oplossingen te zoeken, met name in de publieke ruimte. ‘Je kan daarbij denken aan een wadi, een semi-doorlaatbare weg, een waterplein of andere vorm van seizoensberging’, zegt Kadijk. ‘Dat kost weliswaar soms miljoenen euro’s – waarover vaak wordt gesteggeld – maar het zet veel meer zoden aan de dijk dan enkele centimeters water op je dak en lost overlast voor de omgeving beter op. Investeringen en onderhoud trek je daarna uit elkaar.’
‘Neem de stad Den Haag’, geeft hij als voorbeeld. ‘Zo’n drie jaar geleden hadden we met beleggers een gesprek met Liesbeth van Tongeren, indertijd wethouder duurzaamheid, over klimaatrisico’s in de binnenstad. Alle beleggers hebben daar wel winkelvastgoed. Ze herkenden de problemen met wateroverlast en hittestress die uit de data-analyse naar voren kwamen, naast verzakking door rottende houten palen door steeds langduriger perioden van droogte.’
‘Tijdens het gesprek ontstond het besef dat een gezamenlijke strategie voor de Grote Marktstraat verstandig zou zijn’, zegt Kadijk. ‘We spraken toen af om de komende jaren alle daken van hun panden in het centrum te vergroenen en zo samen het verschil te maken. Groene daken houden niet alleen water vast, maar dragen tevens bij aan een koelere stad en kosten geen energie, wat bij airco’s wel het geval is. Zowel wateroverlast als hittestress kan je het beste in samenwerking oplossen.’
Gebouwscore
In het tweede deel, gepubliceerd vorig jaar juli, zoomt de DGBC in op de kwetsbaarheid van gebouwen bij toenemende klimaatverandering. Net als in het eerste deel worden de risico’s onderverdeeld in een aantal thema’s, uiteenlopend van hitte en aanhoudende droogte tot wateroverlast, paalrot, verschilzetting en overstroming. Die thema’s worden, elk afzonderlijk, gekoppeld aan de klimaatkwetsbaarheden van het gebouw.
Waarom afzonderlijk? Een integrale score voor het totale risico biedt toch ook houvast? ‘Nee’, stelt Kadijk, ‘een gemiddelde score gevat in één cijfer biedt geen enkel handelingsperspectief. Het maakt nogal wat uit waar een gebouw staat. Je kan een pand namelijk wel van een groendak voorzien voor een hogere gebouwscore (minder hittestress), maar dat kan je niet wegstrepen tegen een lage score wegens overstromingsgevaar.’ De combinatie van omgevingsscore en gebouwscore levert in de methodiek van het FCAB uiteindelijk een klimaatscore op. De DGBC heeft meer dan honderd gebouwmaatregelen in kaart gebracht, inclusief een voorzichtige inschatting van de kosten (hoog, middel of laag).
Nu zijn er volgens Kadijk situaties aan te wijzen waarbij er gaten optreden op grond van uitsluitend gebruik van digitale data. ‘Wij maken gebruik van BAG, de basisadministratie adressen en gebouwen, een open databestand van het Kadaster’, legt hij uit. ‘Een appartementencomplex is daarin één object, terwijl er natuurlijk meerdere adressen en wooneenheden in dat object zitten. Voor wateroverlast kijken we hoe hoog het water van een regenbui tegen de gevel van het BAG-object komt.’
‘Maar dan komt de tweede stap’, vervolgt hij, ‘zitten er wellicht openingen in de gevel, openingen naar de parkeergarage of ventilatieopeningen voor de kruipruimte die vanaf de weg en op de kaart niet zijn te zien? Ook door die openingen kan water binnenkomen. Als in de kelder dan ook nog eens installaties staan, dan is Leiden echt wel in last. Gebouwen met een hoog klimaatrisico krijgen in onze methodiek een rode vlag. Je doet er dus goed aan om na de eerste analyse een laag dieper te duiken en meer bronnen te raadplegen, indien nodig aangevuld met visuele inspectie ter plekke.’
Het toekennen van een klimaatlabel aan individuele woningen is daarnaast een gevoelige discussie. ‘Om te beginnen zouden we voor woningen elk thema apart moeten bekijken’, licht Kadijk toe. ‘Je kan dus niet spreken over een klimaatlabel, maar zal dat een klimaatrapport met afzonderlijke scores voor verschillende risico’s moeten noemen. De gevoeligheid zit ’m vooral in de vraag wat de gevolgen zijn en wat het handelingsperspectief van de eigenaar wordt. Een globale indicatie van het risico kan voor een huiseigenaar grote effecten hebben voor de waarde van de woning. Soms kan je ook niets doen aan een peilbesluit van het waterschap waardoor je fundering is gaan rotten. Deze vragen zal de politiek moeten oppakken en van een antwoord moeten voorzien voordat je zo’n klimaatrisico-rapport voor woningen introduceert.’
Tegelijkertijd is die informatiebehoefte er al wel. Wie nu een huis koopt, wil iets weten over de fundering, over wateroverlast, over hittestress. Met desinformatie is echter niemand geholpen. ‘Enige tijd geleden’ zegt Kadijk, ‘kwam KCAF met een website die voor elke woning een inschatting gaf op de kans op funderingsschade. Nou, de wereld was te klein. Binnen een maand werd de website offline gehaald. Alle mensen die net daarvoor vele tienduizenden euro’s in herstel hadden gestoken, kregen namelijk óók de melding dat ze schade hadden opgelopen. De analyse was ‘hoog over’, maar dat werd onvoldoende duidelijk gecommuniceerd. Het toont wel aan hoe gevoelig dit thema ligt. Voor een betrouwbare gebouwscore zullen huiseigenaren en vastgoedbezitters zelf de nodige aanvullende informatie moeten aanleveren.’
Labels
Katheleen Poels, hoofd van de adviesgroep watermanagement bij Royal HaskoningDHV, beaamt dat. Samen met Achmea en wateradviesbureau Nelen & Schuurmans ontwikkelde ingenieursbureau Royal HaskoningDHV in 2017 het Blue Label. ‘Klanten, opdrachtgevers en partners klopten steeds vaker bij ons aan met vragen over de risico’s van wateroverlast en overstroming’, zegt ze. ‘Nelen & Schuurmans hadden al een label voor regenwater rondom huis. We zagen de behoefte aan meer inzicht in klimaatrisico’s, hebben dat samen opgepakt en dat voor heel Nederland op postcodeadres voor water doorgerekend. Omdat er toen nog geen standaardmethodes waren, hebben we die voor overstromingen en wateroverlast, hitte en droogte zelf ontwikkeld.’
Maar zou vaststelling van label A, B of C niet een taak van de overheid moeten zijn? ‘Ondanks een aantal interessante toepassingen en opdrachtgevers merkten we dat we te vroeg waren en besloten we om het Blue label slapend te houden.’
Vorig jaar, toen de DGBC met het framework voor omgevingsrisico’s naar buiten kwam, pakte men de doorontwikkeling van het Blue Label weer op. ‘Steeds meer partijen kregen behoefte aan dergelijke info, van makelaars en taxateurs tot banken en bedrijven. Met de methodiek van de DGBC zijn alle acht miljoen postcodeadressen opnieuw doorgerekend en de labels opnieuw bepaald. Voor de inschatting van een klimaatrisico gebruiken we de DGBC-methodiek. Soms is dat een gemiddelde. Zo wordt de kans op paalrot en verzakking per buurt bepaald, evenals de kans op hittestress. We verwachten dat er straks een vorm van woningpaspoort ontstaat waar gebruikers gebouwspecifieke informatie aan toevoegen’, aldus Poels.
Tijd
Naarmate de tijd voortschrijdt, neemt klimaatverandering toe. Wat we nu als uitzonderlijk weer betitelen, zal rond 2050 het nieuwe normaal zijn. DGBC heeft voor het meest extreme IPCC-scenario gekozen, het RCP 8.5 dat het KNMI hanteert. RCP staat voor ‘representative concentration pathways’ en het getal voor de koolstofconcentratie (W/m2) in het jaar 2100 (overeenkomend met circa 4,3 °C temperatuurstijging). ‘We doen dit enerzijds uit voorzorg, anderzijds omdat in Nederland alleen voor dat scenario goede, landsdekkende open data beschikbaar is. Ook hebben vastgoedbeleggers veelal een tijdshorizon van minder dan dertig jaar, overeenkomend met het jaar 2050. Marktpartijen moeten van de EU rapporteren over hun klimaatrisico’s en hoe ze bij grote risico’s, over een periode van maximaal vijf jaar, hun gebouwen klimaatadaptief maken. Financiële toezichthouders vragen daar ook steeds meer om. Wat we de komende tijd zullen zien, is dat marktpartijen, onafhankelijk van het overheidsbeleid, gaan investeren in klimaatadaptieve gebouwen. Minder risico’s leiden immers tot goedkopere financiering’, besluit Kadijk
Nog niet uitgelezen over klimaatadaptieve gebouwen?
TVVL, partner van Platform Duurzame Huisvesting, heeft onlangs het rapport Multifunctionele Vegetatiedaken opgeleverd. Hierin worden oplossingen gegeven voor de overvolle daken en de strijd tussen groen en PV-panelen. Het rapport is hier te vinden.
Bronnen
- ‘Framework for Climate Adaptive Buildings’, DGBC, Den Haag, 2024, bit.ly/VVplus-DGBC.
- ‘Goed Gefundeerd (advies om te komen tot een nationale aanpak van funderingsproblematiek), Raad voor de Leefomgeving (RLi), Den Haag, 2024, bit.ly/47U3DyV
- Blue Label introduceert vernieuwd inzicht op basis van DGBC-methodiek, https://www.bluelabel.net/methode/